Instagram: @inekools

Ik ben Ine en ben vorig jaar afgestudeerd van de Academie in beeldhouwen. Ik heb als kind kunsthumaniora gedaan, dus voor mij was het een logische overstap om verder te studeren. Ik heb eerst schilderkunst geprobeerd omdat ik geslaagd was voor het ingangsexamen. Maar na twee maanden was het al duidelijk dat dat niks voor mij was. Mijn docent moedigde die overstap dan aan, en dat zat eigenlijk meteen goed. 

Hoe ben je dan tot je eigen praktijk gekomen? 

Dat evolueert. In het begin krijg je een heel brede basis mee, je krijgt verschillende technieken aangeleerd waarmee je al heel veel mogelijkheden ziet. Ik heb metaal gekozen. Persoonlijk was ik nooit echt een grote fan van metaal, maar omdat ik na het eerste jaar doorhad dat ik mezelf meer moest uitdagen, koos ik de discipline waar ik het minst een connectie mee voelde. Zo was ik ook verplicht om me echt te verdiepen in nieuwe technieken. Je zet jezelf gewoon uit je comfortzone en dat is eigenlijk voor mij goed uitgedraaid. 

Straf! Hoe is je metaalbewerking dan tot je uiteindelijke project geëvolueerd?

Ik ben altijd wel abstract beginnen werken. In mijn bachelor ben ik al heel ruimtelijk gaan werken met abstracte vormen. Je moet je materialen gaan bestellen bij een fabriek en dat zijn altijd buizen of platen of vierkanten, rechthoeken. Hierdoor keek ik ook meteen naar die materialen als geometrische vormen waar ik mee kon verderwerken. Ik respecteer eigenlijk de vormen die al in de metaalindustrie worden gemaakt. Om die reden ziet mijn werk er ook vrij industrieel uit. Inhoudelijk ben ik tijdens mijn master gaan zoeken hoe ik ook een connectie maak met de toeschouwer en hoe ik die fysieke grens breek. Daarom heb ik ook met die bewegende elementen gewerkt. Ik vind persoonlijk dat mijn werk ook iets scenografisch heeft. Ik heb dan ook gekozen om lampen te includeren. Zo wordt het geheel ineens ook veel theatraler. 

Je zegt dat je als kunstenaar graag in interactie treedt met de toeschouwer. Wat wil je dan dat mensen ervaren als ze met je werk in interactie treden? 

Voor mij gaat het vooral over het doorbreken van die fysieke grens. Ik ga ook wel geen bordje hangen met “je mag het werk aanraken of in beweging zetten”. Dat gaat over mijn onderzoek naar de perceptie van een dynamisch werk door toeschouwers. “Er staan wieltjes onder, dus het kan bewegen. Mag ik dat bewegen?”. Enkel al dat denkproces is heel interessant om te zien: Durven mensen het aan om in interactie te gaan met mijn installatie of niet? Het zit er in het algemeen ingehamerd dat je een kunstwerk niet mag aanraken uit respect – door kwetsbaarheid of een bijna goddelijk aura – , maar ik vind het dan net interessant om deze opvatting te doorbreken door mensen een inbreng te geven in het werk zelf. Dat metaal helpt ook om dat idee van fragiliteit te doorbreken.

Het is ook je eindproject dat je bij Kavka zal tonen? 

Niet helemaal. Wel de onderdelen, maar de ruimtelijke dimensie van de ruimte die ik nu ter beschikking krijg verschilt van die van de Academie. Ook technisch is het anders aangezien stopcontacten anders verspreid zijn in de verschillende ruimtes. Ik ga dezelfde onderdelen gebruiken, maar ik ben wel bezig met het ontwerpen van een totaal andere installatie. Het is voor mij ook belangrijk dat het écht voor die ruimte ontworpen wordt. Bij een vorig project had ik ook voor een specifieke ruimte iets gemaakt, en nadien werd een deel van die installatie ergens anders getoond en dat werkte totaal niet. Dat is wel belangrijk voor mij. 

Heeft je werk een titel gekregen? 

Ja, maar het wordt telkens doorgegeven van installatie naar installatie. Het heet “A Performative Space”. Naargelang het aantal keren dat ik die installatie in verschillende ruimtes bouw, is dat I of II of III. Ik heb die titel gekozen omdat je als toeschouwer toch een soort performer wordt die deel uitmaakt van het werk. 

Left Menu Icon